Intieme ontmoetingen

Boekbespreking van Een Vrouw alleen, Ilana Hammerman, De Bezige Bij, uit het Hebreeuws vertaald door Ruben Verhasselt.

Door: Joyce Hes – 05/03/2019

Bij het lezen van de bloemlezing uit het werk van Ilana Hammerman, waarin zij verslag doet van haar frequente en ook intieme ontmoetingen met Palestijnse families, moest ik denken aan David Grossmans Over de grens uit 1987. Daarin beschrijft hij hoe moeilijk het is voor een jood en een Israëli om Arabieren als mensen, als personen te zien. Dat brengt angst met zich mee aldus Grossman: ‘Ik moet me begeven in de haard van mijn grootste angst en huivering, ik moet de onzichtbare Arabieren in de ogen kijken, me voor deze verzwegen werkelijkheid open stellen en toezien hoe deze zich – als een foto in een ontwikkelaar – langzaam begint af te tekenen in de gesloten, donkere kamer van mijn angsten en ontkenningen.’ Dat is precies wat Ilana Hammerman doet. Zij gaat al in de jaren tachtig naar Gaza, al werd het gebied toen door bijvoorbeeld Gideon Samet in Ha’aretz beschreven als ‘zwart gat’ en constateert dat de twee miljoen mensen die in de Gazastrook leven nooit tot niets zullen worden, noch tot een zwart gat. ’Om dat in te zien heb je slechts een blik nodig die de mensen ziet. Een blik die de mensen daar niet ziet, is een gemankeerde blik, eerst ontdaan van nieuwsgierigheid, daarna dof en daarna verblind, hetzij door ideologie, hetzij door angst en machteloosheid.’
Ilana Hammerman laat in het eerste deel van haar boek, dat speelt als haar man en moeder overleden zijn en zij een vrouw alleen is, zien dat mensen zoals zij hun angsten kunnen overwinnen en de ander, zoals de Palestijnse inwoners van de Westelijke Jordaanoever, als mens tegemoet kunnen treden en hoe waardevol die kontakten zijn. Ze doet heel precies verslag van haar ervaringen door op afstandelijke wijze zichzelf in de derde persoon te beschrijven, wat past bij de onpersoonlijke en zelfs kafkaiaanse behandeling die de bevriende Palestijnen tot haar spijt steeds moeten ondergaan omdat zij te boek staan als ‘staatsgevaarlijk.’
Op bladzijde 114 uit Hammerman een hartekreet. Zij wil tegen de legerofficieren, die een man al meer dan een jaar zonder fatsoenlijk proces in administratieve detentie houden omdat hij ‘de veiligheid van de regio onomkeerbaar in gevaar zou brengen’ luid en duidelijk zeggen: ‘Luister misschien ook eens naar mijn stemgeluid, het geluid van een vrouw die al haar hele leven hier leeft, van de ene oorlog naar de andere en in de kwade dagen ertussen, en die niet minder met deze plek verbonden is dan jullie. Ook ik ben lid van het publiek dat jullie volgens het cliché in al jullie documenten zeggen te beschermen, wakend over ons en onze veiligheid. Ik beweer daarentegen dat jullie al heel veel jaren degenen zijn die mij in gevaar brengen. De opsluiting van honderdduizenden mensen achter hekken en muren rond steden en dorpen en in onzichtbare gevangenissen aan de randen van steden en in de woestijn is geen bescherming maar een voortdurende aanwakkering van een brand, die telkens weer zal oplaaien. Ik beweer tegenover jullie dat de opgesloten, wanhopige Adnaan voor mij gevaarlijker is dan de vrije Adnaan. Dat de vrije Adnaan voor mij een gesprekspartner en geen vijand was, en dat hij dat ook voor mijn volksgenoten en ook voor jullie kan zijn: een gesprekspartner en geen vijand.’
Als Hammerman beschrijft hoe gecompliceerd het is om een gevangene een bril te bezorgen die hij hard nodig heeft, wordt het onmogelijk voor de lezer om geen parallellen te zien met hoe joden werden behandeld, tot object gedegradeerd en ‘vernietst’ in het Derde Rijk.
Tot slot haalt ze Henry David Thoreau aan als ze haar lezers oproept tot burgerlijke ongehoorzaamheid: ’Als het onrecht deel uitmaakt van de noodzakelijke wrijving van de regeringsmachine, moet dat maar zo zijn; misschien gaat hij wel weer soepel lopen. Maar als het van dien aard is dat het jou vraagt om mee te werken aan het onrecht jegens de ander, overtreed dan de wet. Zorg dat je leven een wrijving veroorzaakt die de machine stopzet.’