Israëlische mensenrechtenbeweging hoopt dat Strafhof een einde maakt aan wetteloosheid
Midden februari kondigde het Internationaal Strafhof in Den Haag een onderzoek aan naar mogelijke oorlogsmisdaden in Israël en de bezette Palestijnse gebieden. Zowel Israël als Hamas zullen zich wellicht in Den Haag moeten verantwoorden. Dit besluit komt niet als een verrassing, zegt Israëls mensenrechtenbeweging. Zolang Israël weigert recht te spreken in bezet gebied, zal het Strafhof zijn oordeel moeten vellen.
De aankondiging dat het Internationaal Strafhof (International Criminal Court – ICC) in Den Haag een onderzoek begint naar mogelijke oorlogsmisdaden in Israël en Palestina, leidt tot opgetogen, maar ook felle reacties in zowel Israël en Palestina als daarbuiten. Het besluit was lange tijd in de maak en is al jaren inzet van een verbeten diplomatieke strijd. Terwijl de Palestijnse Autoriteit verheugd reageerde, bestempelde de Israëlische premier Netanjahoe het besluit als ‘antisemitisch’. De EU prees het Hof om zijn ‘onafhankelijke en neutrale’ stellingname, terwijl de VS het besluit als ’teleurstellend’ noemde.
Het nieuws leidde zelfs tot een confrontatie tussen Netanjahoe en Femke Halsema op een internationale top over antisemitisme, toen de Amsterdamse burgemeester Netanjahoe ervan beschuldigde de strijd tegen antisemitisme te schaden door het Strafhof-onderzoek als jodenhaat te bestempelen.

De aankondiging door hoofdaanklager Fatou Bensouda van het Strafhof volgt op juridisch onderzoek dat mede gebaseerd is op informatie afkomstig van Israëlische mensenrechtenorganisaties. De wetteloosheid in de bezette gebieden plus het onvermogen én onwil van Israël om zelf (onafhankelijk) onderzoek te doen naar oorlogsmisdaden, was voor B’Tselem al eerder een argument om een internationaal onderzoek te steunen, en blijkt nu ook voor het Hof doorslaggevend te zijn.
“Zou Israël daadwerkelijk werk maken van onafhankelijk onderzoek naar misstanden in de bezette gebieden, en ook luisteren naar wat veteranen te vertellen hebben over misdaden begaan door het leger en geïnstigeerd dan wel gedoogd door de legerleiding, dan was het met het Strafhof nooit zover gekomen.”
Onvermijdelijke stap
Het besluit van het Strafhof wordt door verschillende mensenrechtenorganisaties gezien als een onvermijdelijke stap. Avner Gvarjahoe, directeur van veteranenorganisatie Breaking the Silence, stelt in een artikel op nieuwssite +972 Magazine dat Israël het onderzoek helemaal aan zichzelf te danken heeft. ‘Israël heeft zichzelf te lang een hand boven het hoofd gehouden.’ Als er al onderzoeken worden ingesteld naar mogelijke oorlogsmisdaden, dan gaat het volgens Israël om “rotte appels” binnen het leger, uitzonderingen op de regel. Het is het leger zelf dat in dergelijke gevallen oordeelt – onwenselijk, volgens Breaking the Silence. ’Het is een slager die zijn eigen vlees keurt.’ Van gevolgen voor de betrokken militairen is slechts bij uitzondering sprake. Onderzoek naar de patronen, naar besluitvorming op hoger niveau of een kritische kijk op de algemene manier van oorlogsvoering en handelen in de bezette gebieden, blijft uit, aldus de veteranenorganisatie. Zou Israël daadwerkelijk werk maken van onafhankelijk onderzoek naar misstanden in de bezette gebieden, en ook luisteren naar wat veteranen te vertellen hebben over misdaden begaan door het leger en geïnstigeerd dan wel gedoogd door de legerleiding, dan was het met het Strafhof nooit zover gekomen, concludeert Gvarjahoe.
Mensenrechtenorganisatie B’Tselem reageerde op eenzelfde manier instemmend, maar ook met enige gelatenheid op het nieuws van het Hof. B’Tselem verklaarde in een persbericht dat de groep hoopt dat een onderzoek ‘een einde maakt aan de straffeloosheid’ in bezet gebied, en dat het ‘een remmend effect heeft’ op Israëlische militaire acties. Net zoals Breaking the Silence wees B’Tselem erop dat Israël het onderzoek aan zichzelf te wijten heeft, omdat het land ‘niet bereid is consequenties te verbinden aan oorlogsmisdaden begaan door het leger’. Eenzelfde reactie kwam ook van HaMoked, dat juridische bijstand geeft aan Palestijnen die te maken hebben met geweld van Israëlische soldaten of kolonisten, of van wie ten onrechte land wordt geconfisqueerd. In een tweet verklaarde de organisatie dat Israël een onderzoek alleen kan tegenhouden ‘als het land werk maakt van gerechtigheid [in Israël en de bezette Palestijnse gebieden].’ De organisatie heeft naar aanleiding van het besluit van het Hof inmiddels bij het leger gepleit voor een versneld en gedegen onderzoek in al langer lopende zaken, als Israël wil voorkomen dat militairen ter verantwoording worden geroepen in Den Haag.
Gemengde gevoelens
Zusterorganisaties van deze grote Israëlische mensenrechten- en vredesorganisaties als Peace Now en Rabbis for Human Rights reageerden met gemengde gevoelens op het nieuws. Americans for Peace Now bestempelde het besluit als ‘onvermijdelijk’. T’ruah, de Amerikaanse tak van Rabbis for Human Rights, schaarde zich achter het internationaal recht en verwierp de suggestie dat het Hof antisemitisch zou zijn. Tegelijkertijd omschreven zij het Hof als een instituut dat internationaal geen echte vuist kan maken, omdat grote mensenrechtenschenders als Iran en Rusland buiten schot blijven (omdat zij, net als de VS, het Hof niet erkennen). T’ruah ziet vooral een belangrijke rol weggelegd voor Israëli’s zelf en de joodse gemeenschap buiten Israël om de Palestijnse mensenrechten te erkennen door een einde te maken aan de bezetting. Die stellingname kon op hoon rekenen van sommige linkse joodse Amerikanen op de kritische blog Mondoweiss, die droogjes stelden dat na decennia van bezetting en mensenrechtenschendingen, het nu juist tijd is voor de internationale gemeenschap om in te grijpen.
Die uitspraak van Mondoweiss kon rekenen op steun van de voormalige voorman van de Israëlische Rabbis for Human Rights, rabbijn Arik Ascherman. In een opiniestuk in de Times of Israel stelde hij dat Israël heeft gefaald. Palestijnse mensenrechten worden met voeten getreden, en het Israëlische rechtssysteem dat keer op keer wordt geroemd door Israëli’s zelf, werkt in het nadeel van Palestijnen. ‘Laat het Strafhof ons Israëli’s helpen om echt een keer goed in de spiegel te kijken.’
“Voor Nederland kan het onderzoek zich ontpoppen tot een klein hoofdpijndossier. Als zelfverklaard waker over het internationaal recht, zal De Haag kritiek op het Hof schuwen. Maar als bondgenoot van Israël zal Nederland de Israëlische regering niet kunnen negeren.”
Klip en klaar
Voor de Israëlische mensenrechtenbeweging lijkt het klip en klaar: gerechtigheid is ver te zoeken in Israël en Palestina, en het juridische systeem dat waakt over de Palestijnen, werkt tegen hen, niet voor hen. Het is nu aan het Strafhof om een oordeel te vellen. Zal de Israëlische regering naar het Hof luisteren? Hoogstwaarschijnlijk niet – althans: niet publiekelijk. Zal het Israëlische publiek zich iets aantrekken van wat er in Den Haag zal worden besproken? Wie weet. Maar hoe fel Netanjahoe ook van leer trekt, is er een stille hoop dat de aandacht van het Hof voor de bezette gebieden sommige misstanden zal helpen voorkomen.
Voor Nederland kan het onderzoek zich ontpoppen tot een klein hoofdpijndossier. Als zelfverklaard waker over het internationaal recht, zal De Haag kritiek op het Hof schuwen. Maar als bondgenoot van Israël zal Nederland de Israëlische regering niet kunnen negeren. Het vuur wordt al opgestookt. De rechtse NGO Monitor, die critici van Israël in diskrediet probeert te brengen, viel Nederland meteen na de aankondiging aan op zijn steun voor B’Tselem, Breaking the Silence en mensenrechtenorganisatie Yesh Din (dat het Hof van informatie over Israëls handelen in bezet gebied had voorzien). In een brief aan het Hof en bondgenoten van het Hof spraken voormalige wereldleiders en andere oud-bewindslieden, onder wie oud-minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal, hun zorgen uit over het onderzoek.
Maar al deze aanvallen en geuite ‘zorgen’ veranderen niets aan een realiteit die droevig stemt, en waarin een internationaal rechterlijke instantie als het Strafhof niet langer aan de zijlijn kan blijven staan, wil het zichzelf serieus nemen. In een persbericht waarin Yesh Din het onderzoek van het Hof verwelkomde, herhaalde de mensenrechtenorganisatie nog maar eens waarom we van het Israëlische juridische systeem niets meer hoeven te verwachten. ‘Tachtig procent van Palestijnse aangiftes waarbij Israëlische militairen beschuldigd worden van geweld, monden niet uit in een strafrechtelijk onderzoek. Van de onderzoeken die wél worden gestart, leidt maar 3,2% tot vervolging. Daarmee is de kans dat een Palestijnse aangifte daadwerkelijk leidt tot vervolging van een militair, een magere 0,7%.’ Met andere woorden: het internationaal recht is aan zet.