‘Geven Israëli’s niet om hun kleinkinderen?’

Ook Ha’aretz-journaliste Amira Hass staat stil bij de dood van de Palestijnse onderhandelaar Saeb Erakat. Hass is sinds 1989 de belangrijkste verslaggeefster van Ha’aretz in de Palestijnse gebieden. Lees haar column hier.

Door: Amira Hass, vertaling Max Hirsch – 27/11/2020

Het was in het begin van de herfst van 1997 of 1998. Ik zou het snel even kunnen opzoeken, maar de precieze datum doet er nu niet toe. Hoe het ook zij, ik was op de terugreis van Gaza naar Ramallah. Het was avond, maar nog niet te laat, want de krant was nog niet gezakt. De nachtredacteur belde mij op en vroeg mij om iets meer te weten te komen over de ontmoeting die die dag plaats had gevonden tussen vertegenwoordigers van de PLO en functionarissen van de regering Netanjahoe. Ik herinner me dat Israël werd vertegenwoordigd door Danny Naveh. Hij was op dat moment de kabinetssecretaris en was in die hoedanigheid benoemd tot ‘hoofd van de Israëlische stuurgroep met de Palestijnen’ (zoals ik mij dankzij Wikipedia weer herinner).

Ik stopte bij een benzinestation in de buurt van Asjkelon (vreemd dat men zich dat soort details herinnert) en belde Dr. Saeb Erakat op, misschien omdat op de radio was gemeld dat hij bij de ontmoeting aanwezig was geweest, of anders omdat ik wist dat hij telefonische oproepen meestal beantwoordde.

‘Er is niets over te vertellen omdat er niets gebeurde,’ antwoordde hij op mijn vraag. Ik herinner me niet precies welke woorden hij gebruikte, maar het kwam er op neer dat er gesproken was over relatief onbelangrijke zaken. Toen opeens zuchtte hij en zei: ‘Vertel me, Amira….’ het verbaasde mij dat hij mij zo direct en zo vriendelijk aansprak.

Ik ben nooit een journalist geweest – en ben dat nog steeds niet – die persoonlijke, vriendschappelijke betrekkingen onderhoudt met hooggeplaatste functionarissen. Zelfs niet als zij tot het leiderschap behoren van het volk dat wij met zo’n vaardigheid en zo’n efficiëntie bezetten en onderdrukken (dat laat overigens onverlet dat dat leiderschap helaas z’n uiterste best heeft gedaan om het vertrouwen van de eigen bevolking te verliezen).

En, ter verduidelijking, nog iets anders. Ik heb altijd gevonden dat het voorbarige gebruik van gewichtig klinkende termen als ‘regering’ en ‘ministers’, door datzelfde Palestijnse leiderschap, waarvan het feitelijke gezag zich in de praktijk niet eens zou kunnen meten met dat van de één of andere lokale raad, nogal potsierlijk was. En net zo absurd was het feit dat de leden ervan het toestonden dat zij werden aangesproken met ouderwetse en opgeblazen titels als ‘zijne hoogheid’ of ‘de eerbiedwaardige’ minister, ambassadeur of hoge officier.

Erakat vroeg hoe Israëli’s er zo zeker van konden zijn dat ze door zouden kunnen gaan met bezetten en onderdrukken en zich zo arrogant en zelfvoldaan te gedragen, zonder dat dat gevolgen zou hebben voor toekomstige generaties

‘Zeg me, Amira,’ zei Erakat. “Denken de Israëli’s niet aan hun kleinkinderen?” Hij hoefde mij niet uit te leggen wat hij bedoelde, maar mocht iemand het toch niet begrijpen: Erakat vroeg hoe Israëli’s er zo zeker van konden zijn dat ze door zouden kunnen gaan met bezetten en onderdrukken en zich zo arrogant en zelfvoldaan te gedragen, zonder dat dat gevolgen zou hebben voor toekomstige generaties – zonder dat er vreselijke dingen zouden gebeuren en zonder dat het rustige leven waar ze zo naar verlangden ruw verstoord zou worden, met alle pijn die dat ook voor hen met zich mee zou brengen.

Zijn vraag was vol empathie en oprechte zorg. Het liet veel duidelijker zien welke posities hij innam dan een gepolijste speech of een fraai geformuleerde uitspraak tijdens een televisie interview zou hebben gedaan. Het toonde aan hoezeer hij zag en accepteerde dat dit stukje land, zijn thuisland, ook het thuisland van joodse Israëli’s was. En dus koos hij, zoals ook anderen deden, voor de weg van de Oslo akkoorden en de onderhandelingen, waarvan hij dacht – of geneigd was te denken, zoals velen in de PLO – dat het onderhandelingen waren voor vrede met Israël, die zouden leiden tot een respectvol en door iedereen gerespecteerd vredesakkoord.

Erakat, de hoofdonderhandelaar met Israël die op 10 november op 65-jarige leeftijd overleed, vertegenwoordigt een hele generatie Palestijnen, geboren op de Westelijke Jordaanoever en in de Gaza Strip, die kinderen waren in 1967 en na de oorlog van dat jaar ontdekten dat er, in tegenstelling tot wat ze altijd gehoord hadden, een volledige, bloeiende Israëlisch-joodse samenleving bestond, die haar aanwezigheid hier als volstrekt normaal zag. Ze ontdekten dat die maatschappij niet ‘kunstmatig’” was, dat het niet slechts een militaire basis”’ was, en dat het niet zomaar vanzelf weer zou verdwijnen, als ‘rottend fruit dat uit de boom valt’ – zoals de verdovende slogans beloofden waaraan de Palestijnen zich vastklampten tijdens de harde jaren na hun catastrofe, de Naqba.

Foto: Activestills

Voor de generatie van de eerste intifada evolueerde deze nieuwe ontnuchtering, hoe pijnlijk, bitter en controversieel ook, en de groeiende vertrouwdheid met Israëli’s van diverse pluimage en met diverse opvattingen, tot de hoop dat het mogelijk zou zijn om een andere weg te bewandelen, een weg naar een toekomst met Israël en de joden in Israël. De eerste, absolute voorwaarde daartoe was dat Israël afstand zou doen van de wens om steeds meer Palestijns land op te slokken. Maar dat gebeurde niet. Integendeel: Israël, zowel onder Arbeiderspartij- als Likoed-regeringen, exploiteerde de jaren van onderhandelingen om zijn plunderingen voor te zetten. Iedere Palestijn staat nog steeds elke ochtend op met de kennis dat Israël de Palestijnen niet slechts de ene ramp na de andere heeft gebracht, maar dat het de intentie heeft om dat te blijven doen, en tot op heden is nog geen enkel Palestijns leiderschap in staat geweest om dat te stoppen.

Was er een moment waarop het door Fatah geleide Palestijnse leiderschap een andere positie in had kunnen nemen, en door meer daadkracht en wijsheid aan de onderhandelingstafel te tonen Israël tot andere gedachten had kunnen brengen? Als dat al zo was, zou dat alleen maar mogelijk zijn geweest als de VS en de Europese landen opgehouden waren met het behandelen van Israël alsof het boven het internationale recht staat, als een porseleinen pop die verpakt moet worden in een omhulsel van eindeloze vergeving en concessie.

Was er een kans dat dit zou gebeuren? Blijkbaar niet, en waarschijnlijk begreep het Palestijnse leiderschap dat. Zou het vrijwillig afstand hebben gedaan van de beperkte controle die het had over de enclaves die Israël hen liet in het in 1967 bezette gebied, om de strijd op een totaal andere manier voort te zetten, ook al zou dat betekend hebben dat men afstand zou moeten doen van de materiële voordelen en het internationale aanzien dat deze controle met zich meebracht? Blijkbaar zal alleen een nieuw Palestijns leiderschap in staat zijn om naar nieuwe en andere wegen te zoeken om te strijden voor bevrijding. Maar dat zal niet snel gebeuren – en het is niet het onderwerp van deze column.

Vertaling: Max Hirsch