Arabische demonstranten in Jaffa, mei 2021. Foto: Activestills
Een strijd van woorden

Hoe het ‘Burgeroorlog’-verhaal de Palestijnse identiteit ondermijnt

Door: David de Bruijn Kops – 12/07/2021

De harde confrontatie tussen joodse en Palestijnse Israëli’s van dit voorjaar in gemengde steden als Lod, Ramla, Haifa en Jaffa kwam voor veel joodse Israëli’s als een donderslag bij heldere hemel. De Israëlische Arabieren, zoals de Palestijnen in Israël genoemd worden, dat zijn de ‘onzen’, zeggen zomaar twee jonge Israëli’s, Chen en Hofit, desgevraagd. Van hen hadden zij dit geweld nooit verwacht. De burgemeester van Lod, Jair Ravivo, sprak zelfs van ‘pogroms’ in een ‘intifada van Arabische Israëli’s’, die jaren werk aan coëxistentie tenietdoet. De toenmalige Israëlische president Reuven Rivlin sprak van een ‘burgeroorlog zonder enige reden’, terwijl de focus zou moeten liggen op ‘buitenlandse vijanden’.

Dat het woord ‘burgeroorlog’ valt is curieus. Het geeft een inkijkje in de Israëlische mindset wat betreft het conflict: de Palestijnse en joodse Israëli’s worden, althans in theorie, beschouwd als gelijke burgers in één staat. Tegelijkertijd wordt de connectie tussen Palestijnse Israëli’s en hun volksgenoten in Gaza, de Westelijke Jordaanoever  en Oost-Jeruzalem verbroken; zij zijn ‘buitenlandse vijanden’. De gemeenschappelijke zaak van alle Palestijnen wordt daarmee  ontkend.

Achter het woord ‘burgeroorlog’ schuilt een anti-nationalistische intentie. Joodse Israëli’s beschouwen Palestijns nationalisme als een idee, in het leven geroepen als reactie op de verdrijving van de Arabieren uit het gebied in 1948. Ze noemen de Palestijnen in Israël dan ook ‘Israëlische Arabieren’ of simpelweg ‘Arabieren’, vaak om daarmee ook te benadrukken dat het om een nomadisch volk gaat dat net zo goed in een van de vele omringende Arabische landen kan wonen. Ook in de internationale berichtgeving is die term de standaard geworden. Dit terwijl de meerderheid van de Israëlische Palestijnen de benaming ‘Israëlische Arabier’ als een Israëlische uitvinding beschouwt en zelf aangeeft zich te identificeren als ‘Palestijn met het Israëlisch staatsburgerschap’. In de Palestijnse en Arabische wereld wordt deze groep Palestijnen overigens aangeduid als ‘48-Palestijnen’ of ‘48-Arabieren’, omdat ze na de Nakba en de stichting van Israël in 1948 binnen de nieuwe Israëlische landsgrenzen bleven wonen. De Palestijnen in Gaza, Oost-Jeruzalem en op de Westelijke Jordaanoever en worden soms ‘67-Palestijnen’ genoemd.

Israëlische Palestijnen hebben minder last van armoede en onderdrukking dan de Palestijnen in Gaza, de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem, maar hebben wel te maken met een stevige en hardnekkige institutionele segregatie en racisme. Een Palestijns-Israëlische chirurg kan heel goed samenwerken met een joods-Israëlische chirurg, maar tegelijkertijd geen toestemming krijgen om in dezelfde wijk te wonen als zijn joods-Israëlische collega.

Uit gesprekken met jonge Israëli’s blijkt dat zij zich niet noodzakelijkerwijs bewust zijn van de discriminatie van niet-joodse Israëli’s. Zelfs de sterke band die Palestijnen in Israël hebben met de Palestijnse gemeenschap in de Palestijnse gebieden, is voor veel jonge joodse Israëli’s niet altijd meer duidelijk.

Dat Chen consequent de term ‘Arabier’ gebruikt voor Palestijnen, is het gevolg van ‘anti-nationalisme’ ten opzichte van de Palestijnse identiteit.

‘De Israëlische Arabieren kunnen naar Gaza gaan en naar Israël komen; ze kunnen zich overal heen verplaatsen. Volgens mij zijn het eigenlijk dezelfde mensen, maar ik weet het niet zeker,’ meent Chen, 22, uit Gedera in Centraal-Israël. Zij is actief op een internationale app om al sprekend talen te leren, en deelt daar ook graag haar kijk op het nieuws. ‘En als het niet dezelfde mensen zijn, zijn er in elk geval veel Arabieren in Israël met familie in Gaza.’

Dat Chen consequent de term ‘Arabier’ gebruikt voor Palestijnen, is het gevolg van anti-nationalisme ten opzichte van de Palestijnse identiteit. Sommigen gaan zelfs nog verder, en gebruiken ‘Arabier’ ook als benaming voor Palestijnen buiten de Israëlische gebieden: ‘Gaza-Arabieren’, ‘Westoever-Arabieren’ en ‘Arabieren in Oost-Jeruzalem’. Waar niet-Israëlische Palestijnen internationaal gezien dus nog de naam ‘Palestijn’ dragen, is dat binnen Israël lang niet altijd het geval.

Het afzetten van het ‘Westerse’, democratische Israël tegenover een onvrije Arabische, islamitische wereld, waarin christenen vervolgd worden, is een ander onderdeel van dit Israëlische nationalisme. Het feit dat in de Palestijnse gebieden ook christelijke Palestijnen bestaan, strookt niet met het beeld van ‘de Arabier’ of ‘de Palestijn’, die vaak in één adem wordt genoemd met moslimextremisme. Tegenover dat intolerante, islamitische Midden-Oosten, profileert Israël zich graag als een vredige oase voor minderheden uit de regio. De christenen in Israël, zo’n 177.000 in totaal van wie ruim tachtig procent Palestijns is, komen daarbij goed van pas.

Hofit, 32, uit Modi’ien-Makkabiem-Re’oet in Centraal-Israël, zegt op dezelfde taalapp als Chen: ‘Ik denk niet dat je christelijke Arabieren zult vinden die leven onder de Palestijnse Autoriteit. Hamas en Abu Mazen [Mahmoud Abbas] zijn Islamisten. […] En mocht iemand daar een christen zijn, denk ik dat hij dat stil zal houden.’

De Israëlische staat is recent zelfs begonnen het christelijke deel van de ruim 1.9 miljoen Palestijnen in Israël, zo’n 150.000 Palestijnse christenen, formeel om te dopen tot ‘Israëlische Christenen’, en hen van het label ‘Arabier’ te ontdoen. De Aramese minderheid binnen de ‘Israëlische Christenen’ mag zich al sinds 2014 zelfs ‘Arameeër’ noemen in plaats van ‘Arabier’, als officieel erkende identiteit. Dat kan maatschappelijke voordelen opleveren, maar ook tot spanning leiden binnen de Palestijnse gemeenschap.

Sommige Israëli’s noemen de Israëlische Palestijnen ‘succesvol ge-Israëliseerd’, terwijl anderen hen beschouwen als potentiële ‘landverraders’ binnen Israël, die een strijd voeren van binnenuit.

Zowel joodse Israëli’s als niet-Israëlische Palestijnen weten soms niet goed wat ze met de groep van Palestijnen in Israël aanmoeten. Hoewel de Israëlische Arabieren zich als ‘Palestijnen in Israël’ identificeren, beschouwen niet-Israëlische Palestijnen hen in sommige gevallen als overlopers of collaborateurs. Sommige Israëli’s noemen deze Palestijnen ‘succesvol ge-Israëliseerd’, terwijl anderen hen beschouwen als potentiële ‘landverraders’ binnen Israël, die een strijd voeren van binnenuit. In 2014 noemde Naftali Bennett, de opvolger van Benjamin Netanjahoe als minister-president, de Palestijnen in Israël nog een ‘vijfde zuil’. Effi Eitam, Knesset-lid tussen 2003 en 2009, noemde hen in 2002 al een ‘vijfde colonne’, een ‘tijdbom’, en ‘een existentiëel gevaar als kanker’.

Het verbaast Chen dat de ‘Arabieren’ zich dit voorjaar opeens tegen de Israëli’s keerden: ‘We vinden normaal gesproken een manier om in vrede te leven, […] maar na de ramadan werden ze volgens mij gewelddadiger, en begonnen ze een oorlog van binnenuit. Dit was de eerste stap en dit is waarom Gaza erbij betrokken is geraakt en Hamas is begonnen met het afschieten van raketten. Dit is wat er gebeurd is, volgens mij.’

Chen gaat verder: ‘Er is een oorlog, maar eigenlijk in twee vormen. De oorlog is tussen mijn land en Hamas, een terroristische organisatie. En die oorlog is nu verworden tot burgeroorlog, tussen de Arabieren in Israël en Joden in Israël. Het is dezelfde oorlog, maar in twee verschillende vormen.’

Alleen al uit de woordkeuze blijkt dat Israëli’s en Palestijnen een ander beeld hebben van hetzelfde conflict. De paradoxale term ‘burgeroorlog’ is daarvan een goed voorbeeld. Vanuit het perspectief van de Palestijnen wordt er als eenheid, onafhankelijk van religie, gestreden voor een aantal zaken: voor het recht op zelfbeschikking, voor vrijheid tegen een kolonisering door de Israëlische straat, voor recht van terugkeer van Palestijnse vluchtelingen, en voor afschaffing van het huidige apartheidsbeleid binnen de bezette gebieden. Israëli’s daarentegen beschouwen het conflict doorgaans als ‘een oorlog tegen het terroristische en islamistische Hamas’, waarin alleen Israël als morele winnaar uit de bus kan komen. Daar is nu een ‘intern’ probleem bijgekomen: de Israëlische Arabieren — geen ‘Palestijnen’ — die zich ‘plotseling’ tegen hun eigen staat keren en zijn begonnen met een strijd die, in de woorden van burgemeester Ravivo, oud-president Rivlin en jonge Israëli’s als Chen, op een burgeroorlog begint te lijken.

Hofit legt het verschil uit: ‘De ‘Israëlische Arabieren’ zijn Israëli’s — ze hebben een Israëlisch paspoort. Ze worden beschouwd als ‘ons’, al is het niet zo dat we niet door hen worden getroffen [met confrontaties in de gemengde steden]. Maar de meesten van hen willen gewoon een normaal leven, en Israël is een moderne, Westerse staat dus ze krijgen een goed onderwijs en kunnen een goed leven opbouwen. ‘Palestijnen’ zijn niet ‘ons’: ze hebben een eigen regering, en het is jammer dat Hamas hun leiderschap vormt, maar uiteindelijk hebben ze gewoon geen Israëlisch paspoort.’

Chen beaamt dat: ‘Nu in de oorlog praat ik niet over ze als ‘ons’, omdat ze de vrede hebben onderbroken. Maar de Arabieren in Israël horen wel meer bij ‘ons’, ze zijn een deel van ons.’

 

David de Bruijn Kops (1992) studeerde kunstgeschiedenis en Arabische taal en cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. In 2017 reisde hij voor de universiteit naar Israël en de Palestijnse gebieden met de Stichting Grand Tour. Hij doet momenteel onderzoek naar pseudo-Oriëntaalse inscripties en de perceptie van Oosters schrift in Byzantium en West-Europa tijdens de Middeleeuwen.