De grens: een harde scheidslijn in een rommelige werkelijkheid

Afgelopen zomer stak een aantal Palestijnse inwoners van de Westelijke Jordaanoever de grens over naar Israël om een dagje aan het strand door te brengen. Israëlische militairen aan de grens hielden hen tot verbazing van verschillende media niet tegen. Dat de grens van de Westelijke Jordaanoever soms niet zo sterk is als hij lijkt, is echter niet nieuw. Ook de zachte hand van Israël past binnen een (oude) strategie om controle te houden over het dagelijks leven van Palestijnen. De mentale grens wordt niet gemarkeerd door waar je je bevindt, maar door wat je doet, wat je bezit, wat je mag en wat je kan. 

Door: Jan Tourkov – 27/10/2020

Op het zonovergoten strand van Jaffa en Tel Aviv waren deze zomer een aantal onwaarschijnlijke bezoekers te vinden. Te midden van de koppige Israëli’s die ondanks het coronagevaar een dagje aan zee doorbrachten zaten ook badgasten van over de grens. Dat wil zeggen, van achter de muur die Israël scheidt van de Westelijke Jordaanoever. Op een aantal zaterdagen in juli en augustus maakten zelfs hele Palestijnse families de reis naar de kust om even in zee te pootjebaden. Voor sommige kinderen was het de eerste keer in hun leven dat ze de zee zagen, berichtte The Economist. Dat het nieuwswaardig is als een jong gezin enkele tientallen kilometers aflegt voor een duik in zee, heeft alles te maken met die grens die zij onderweg moesten oversteken. In principe is de Israëlische veiligheidsbarrière – die ongeveer gelijk loopt met de landsgrens van voor 1967 die weer gebaseerd is op de wapenstilstand van 1949 – ondoordringbaar voor Palestijnen zonder Israëlische identiteitspapieren. Er staan hoge hekken, betonnen muren, prikkeldraad en tientallen controleposten om te zorgen dat de Palestijnen Israël niet zonder vergunning kunnen binnenkomen. Althans, zo lijkt het.

Deze dubbelzinnige houding aan de grens tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever is niet nieuw. Vanaf het moment dat Israël in de jaren negentig de bewegingsvrijheid van Palestijnen steeds verder inperkte, is het beleid opportunistisch geweest.

Deze zomer bleek dat de grens in werkelijkheid niet altijd waterdicht is, en dat Israël dat soms wel best vindt. De eerder genoemde badgasten konden nabij het Palestijnse stadje Tulkarem vrij gemakkelijk door een gat in het hek glippen terwijl twee Israëlische soldaten kalm stonden toe te kijken. Aan weerszijden van het gat stonden busjes klaar om de reizigers naar hun bestemming te brengen. Ook op andere plekken konden veel Palestijnen zonder problemen de grens oversteken. Volgens verslaggevers van +972 Magazine hield het leger zich op de meeste plaatsen afzijdig, al werd er hier en daar wel ingegrepen. Waar overstekende Palestijnse dagarbeiders ‘s ochtends gewoon mochten oversteken, werden ze ‘s avonds op de terugweg ineens met traangas beschoten.

Deze dubbelzinnige houding aan de grens tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever is niet nieuw. Vanaf het moment dat Israël in de jaren negentig de bewegingsvrijheid van Palestijnen steeds verder inperkte, is het beleid opportunistisch geweest. Enerzijds zijn de goedkope arbeidskrachten van de Westelijke Jordaanoever goed voor de Israëlische economie, anderzijds willen veel Israëli’s de Palestijnen buiten de deur houden. Bovendien loert het gevaar van terroristische aanslagen als de grens niet goed wordt bewaakt. Werkvergunningen, bijvoorbeeld voor Palestijnen die in Israël in de bouw werken, worden weliswaar afgegeven, maar soms ook plotseling weer ingetrokken. De muur heeft meer dan één functie: hij is poreus waar dat Israël goed uitkomt, maar is een steeds hardere scheidslijn in het hoofd van de bevolking aan weerszijden.

Foto: ActiveStills

Onzekerheid

Lange tijd was verkeer tussen Israël en de in 1967 bezette gebieden heel normaal. Pas na de Eerste Intifada (1987-1993) begon Israël met het afsluiten van de Westelijke Jordaanoever. Er was plotseling een gesloten ‘grens’ waar je voorheen gewoon kon doorlopen. Een deels gemengde samenleving van joden en Arabieren raakte gescheiden. De Amerikaans-joodse antropoloog Avram Bornstein deed in de jaren negentig onderzoek naar de uitwerking hiervan op het dagelijks leven van de Palestijnen. Hij zag het contact over en weer doorgaan ondanks de zware last van de grens. In de eerste jaren na de Eerste Intifada moesten Palestijnse dagarbeiders kruipend door doornstruiken langs de Israëlische grenswachten glippen in de wetenschap dat ze konden worden doodgeschoten als ze werden gesnapt. Het beeld was een paar jaar later totaal anders: in 1998 stond Bornstein op de officiële grensovergang bij Tulkarem en zag een klein eindje verderop, in het volle zicht van de Israëlische soldaten, een komen en gaan van illegale arbeiders tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever. Langs het pad werd zelfs eten en drinken verkocht aan Palestijnen die terugkwamen van een dag werken. Toen Bornstein onderzoek deed in de jaren negentig was er nog een reële verwachting dat er een Palestijnse staat zou komen op de Westelijke Jordaanoever. Toen begonnen werd met de bouw van de Israëlische veiligheidsmuur begin jaren 2000 had die een bepaalde betekenis als toekomstige landsgrens. Die betekenis is tegenwoordig verdwenen.

Pakweg twintig jaar geleden voelde de grens nog vreemd en kunstmatig aan; tegenwoordig weet men niet beter. De muur is onderdeel geworden van het leven en het wereldbeeld aan weerszijden. Eén manier waarop de scheiding van begin af aan werd duidelijk gemaakt, is via werkvergunningen en illegale arbeid. Net als tegenwoordig werden werkvergunningen in de jaren negentig selectief afgegeven en weer ingetrokken. Werken zonder vergunning leverde meer geld op en de aanvraagprocedure van een vergunning was een bureaucratische nachtmerrie. Het grootste deel van de Palestijnse arbeiders werkte dus illegaal. Zij hoopten iedere dag opnieuw dat de grenswachten een oogje dicht zouden knijpen, anders konden zij niet naar hun werk in de bouw, konden zij geen stoffen inkopen voor hun textielwerkplaats of medicijnen krijgen voor hun kind. De muur leidde zo tot voortdurende onzekerheid.

Dit jaar profiteerden enkele Palestijnse badgasten van een moment van coulance, maar intussen zorgt de schimmigheid van de grens ook voor nieuwe problemen. +972 Magazine sprak onlangs een Palestijnse jonge vrouw die radeloos aan de grens met Jordanië stond met haar pasgeboren dochter. Ze wilde terug naar de Emiraten, waar ze met haar man woonde, maar ze kwam ondanks haar geldige papieren de grens niet over. Het kind stond niet in het bevolkingsregister, zei de Israëlische grensbeambte, en daarom mocht het de Westelijke Jordaanoever niet verlaten. Later bleek wat er aan de hand was. Omdat de Palestijnse Autoriteit sinds mei de banden met Israël officieel heeft verbroken worden gegevens uit het bevolkingsregister niet meer doorgegeven. Daardoor worden tienduizenden pasgeboren kinderen niet door Israël erkend. Dat is slechts om de Palestijnse Autoriteit onder druk te zetten, denken veel Palestijnen. Vroeg of laat zal een van de partijen wel water bij de wijn doen. De bevolking van de Westelijke Jordaanoever wordt er echter nu de dupe van.

Israël beslist door middel van identiteitspapieren, werkvergunningen en grensbewaking over het dagelijks leven van een groot aantal Palestijnen. Bornstein concludeerde al dat de grens door Israël wordt gebruikt om de bevolking van de Westelijke Jordaanoever te controleren. Soms worden de teugels gevierd en dan worden ze weer aangehaald. Palestijnse arbeiders en hun families zijn afhankelijk van geld uit Israël, tegelijkertijd wordt in alles duidelijk gemaakt dat zij er niet bij horen en dat zij niet welkom zijn.

Eigenlijk is de muur geen grens, en het is ook niet meer de bedoeling dat hij dat gaat worden. Veel Israëli’s zouden het liefst zien dat er helemaal geen scheiding meer was, maar één aaneengesloten groot-Israël.

De grens in het hoofd

Het is niet vreemd dat Israël zo’n dubbelzinnig beleid voert aan de grens met de Westelijke Jordaanoever. Die grens moet namelijk aan veel verwachtingen voldoen. De Israëlische muur is opgetrokken om terroristische aanslagen vanuit Palestijns gebied te voorkomen. Daarom zullen veel Israëli’s willen dat de grens gesloten blijft. Tegelijkertijd heeft Israël ook goedkope arbeidskrachten nodig, dus moeten er mensen doorheen kunnen. Deze tegengestelde belangen leiden soms tot een rommelige werkelijkheid, waar wel eens uitzonderingen worden gemaakt. Maar die uitzonderingen bevestigen eigenlijk juist de regel. Het is met name belangrijk dat de muur scherp staat afgetekend in het wereldbeeld en bewustzijn van zowel de Palestijnen als de Israëli’s. Israël is de baas en de Palestijnen moeten hun plaats weten.
Toch speelt er meer. Eigenlijk is de muur geen grens, en het is ook niet meer de bedoeling dat hij dat gaat worden. Veel Israëli’s zouden het liefst zien dat er helemaal geen scheiding meer was, maar één aaneengesloten groot-Israël. De politiek geeft daar gehoor aan. Het is niet voor niets dat je vanuit Israël de meeste joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever kunt bereiken zonder ooit een hek tegen te komen. Bovendien valt het Israëlische leger vrijwel dagelijks Palestijnse steden en dorpen binnen om te patrouilleren of arrestaties te verrichten. Nu de annexatie van delen van de Westelijke Jordaanoever is aangekondigd – al kan het nog lang duren voor het echt gebeurt – is al helemaal niet meer zeker waar de fysieke grens loopt. Hij bestaat eigenlijk alleen nog maar als grens in het hoofd, als sociale, politieke en religieuze scheidslijn in de gedachten van de mensen.

De mentale grens wordt niet gemarkeerd door waar je je bevindt, maar door wat je doet, wat je bezit, wat je mag en wat je kan. Daar is de scheiding tussen Israëli’s en Palestijnen het hardst voelbaar. Dat is ook waarom het zo’n opzien baarde dat een paar Palestijnse gezinnen ging zwemmen in de Middellandse Zee. Zij waren niet alleen de fysieke grens van de Westelijke Jordaanoever overgestoken, maar ook de grens in het hoofd. Werken, vooruit dat doen we allemaal, maar een Palestijn onder een parasol op het strand, dat zie je maar zelden.