Coronavirus toont zwakte Palestijns leiderschap

Palestijnen hebben al jarenlang geen vertrouwen meer in hun leiders. De oorzaak: corruptie en onvermogen een einde te naken aan de bezetting. De gebrekkige gezondheidszorg en kwetsbare verhouding tussen burger en staat in de huidige coronacrisis hebben dit vertrouwen verder ondermijnd. Een analyse.

Door: Yara M. Asi – vertaling door Max Hirsch – 24/02/2021

Toen COVID-19 in het begin van 2020 voor het eerst toesloeg, leidden de aanvankelijke angst en onzekerheid tot het volledig stilleggen van het openbare leven, overal ter wereld. De bezette Palestijnse gebieden vormden geen uitzondering.

Afstudeerplechtigheden werden uitgesteld, festiviteiten rond Ramadan werden opgeschort, en trouwgelegenheden werden gesloten. Dit was een nieuw virus met onbekende gevolgen; de mensen waren bang en aanvankelijk volgde men massaal de instructies van de autoriteiten op. In april 2020 steunde een verbazingwekkende meerderheid van 96 procent van de Palestijnen de maatregelen, waaronder een avondklok, om de verspreiding van het virus tegen te gaan – een zeldzame consensus in een geografische en politiek verdeelde maatschappij.

Maar in de loop van de zomer begonnen de mensen weer bij elkaar te komen. Mensenrechtenorganisaties en Palestijnse autoriteiten sloegen alarm, maar zonder succes. Het was dan ook onvermijdelijk dat na een aanvankelijke afname van besmettingen in de lente, het aantal geïnfecteerden dramatisch toenam in zomer en herfst. Autoriteiten in Gaza waarschuwden dat het gezondheidszorgstelsel in de Gazastrook op omvallen stond. Op de Westelijke Jordaanoever werden ziekenhuizen in de hardst getroffen gebieden aangepast om alleen nog maar Covid-19 patiënten op te nemen, nadat de Palestijnse minister van Gezondheid gewaarschuwd had dat meer dan 60% van de gevallen het gevolg was van overdracht van het virus binnen de gemeenschap. De situatie werd met de dag nijpender.

Terwijl de meeste wereldleiders die tenminste nog probeerden om het virus onder controle te brengen tijdelijk door hun burgers werden beloond met hogere populariteitscijfers, blijft de Palestijnse President Mahmoud Abbas impopulair. Meer dan de helft van de Palestijnse bevolking wil al jarenlang dat Abbas af zou treden, maar tegen het einde van 2020 eisten een volle twee-derde meerderheid van de Palestijnen dat hij op zou stappen. Ook hebben de Palestijnen hun geloof in grote politieke initiatieven verloren, inclusief het vermogen van hun regering om eenheid tussen Hamas en de Palestijnse Autoriteit (PA) te bewerkstelligen, en geloven ze ook niet meer dat het Arabisch Vredes Initiatief tot een oplossing kan leiden. Slechts één derde van de Palestijnen geeft aan nog een sterk vertrouwen in de instituties en de regering te hebben.

Wat heeft dit afnemende vertrouwen in instituties met COVID-19 te maken? Tenslotte hebben de meeste landen inmiddels een tweede, derde en zelfs vierde golf van het virus ondergaan. Ironischerwijze begonnen veel mensen, naarmate de pandemie verder voortwoedde, de voorschriften ten aanzien van bijeenkomsten en het dragen van maskers te negeren, voornamelijk als gevolg van de slechte medische voorlichting en het optreden van pandemie-moeheid. Meer vertrouwen in instituties bleek in veel landen een goede indicator te zijn voor een beter naleven van de maatregelen, zoals bijvoorbeeld in China, in Israël en Brazilië, in de meeste Europese landen, in het Verenigd Koninkrijk en in de Verenigde Staten.

Foto: ActiveStills

Wantrouwen en samenzweringstheorieën

Hoewel er nog geen peilingen naar het vertrouwen in instituties en de bereidheid om medische instructies op te volgen in de Palestijnse gebieden zijn gehouden, kan men in de ervaringen rond vorige uitbraken een aantal duidelijke parallellen zien. Studies lijken er op te wijzen dat vertrouwen in de regering een hoge voorspellende waarde heeft ten aanzien van de bereidheid van burgers om hun gedrag tijdens een pandemie te veranderen (hoewel meer onderzoek nodig is in lage-lonen landen). Tijdens de Ebolacrisis in delen van Afrika bijvoorbeeld bleek dat een gebrek aan bereidheid om restricties te accepteren meer samenhing met een gebrek aan vertrouwen in de overheid dan met een gebrek aan kennis over de wijze waarop het virus zich verspreidt, zoals men had aangenomen. Ook bleek dat bij bevolkingen die de politieke autoriteiten wantrouwen, zich buitengesloten voelen door het systeem, en slechte ervaringen hebben met hun gezondheidszorgstelsel, zelfs de meest basale medische adviezen gepolitiseerd werden, zoals vaak het geval is in gebieden waarin een conflict woedt.

Al vanaf het begin van de pandemie werd het winnen van publiek vertrouwen in officiële bronnen als een uitdaging gezien. Vrijwel direct in de lente, nadat men verklaard had dat de snel groeiende, tot luchtweginfectie leidende virusaandoening een “pandemie” was, realiseerde de Wereld Gezondheids Organisatie zich dat er nu ook nog de dreiging ontstond van een “infodemie”, waarbij een overweldigende hoeveelheid misleidende, valse en zelfs opruiende informatie zich als een vloedgolf over de sociale media en andere communicatie platforms zoals WhatsApp heen zou storten. Die valse claims zouden vervolgens als nieuws of analyse kunnen worden gepresenteerd door onbetrouwbare nieuwsmedia, en aldus nog verder aan legitimiteit kunnen winnen.

Dit is niet uniek voor door conflicten getroffen staten in het algemeen of voor de Palestijnse bezette gebieden in het bijzonder; het bestrijden van aan COVID-19 gerelateerde misinformatie is een wereldwijde prioriteit geworden. Maar landen met een kwetsbare verhouding tussen burger en staat zijn ontvankelijker voor samenzweringstheorieën. Samenzweringstheorieën helpen bevolkingen die in een chaotische situatie verkeren om zin te geven aan schijnbaar absurde gebeurtenissen. Daarbij komt dat mensen die veel stress en angst ondergaan verder bijdragen aan de verspreiding van samenzweringstheorieën, zoals uit veel onderzoek is gebleken.

Al vroeg in de pandemie werd er gerapporteerd over allerlei misleidende theorieën over COVID-19, van (valse) wonderkuren tot wilde speculaties over de oorsprong van het virus. Met de komst van een vaccin hebben misinformatie en angst er toe geleid dat de vaccinatiegraad onder Palestijnen in Oost-Jeruzalem, de eerste onder de bezetting levende Palestijnen die in aanmerking kwamen voor een vaccin, lager is dan verwacht. Om deze desinformatie tegen te gaan heeft het Internationale Comité van het Rode Kruis Palestijnse sociale media-influencers ingeschakeld om mensen aan te moedigen om maskers te dragen en thuis te blijven als men zich niet goed voelt. Dit bevestigt nog eens de noodzaak om buiten de officiële kanalen om te gaan wanneer men belangrijke informatie wil verstrekken waarin de mensen vertrouwen moeten kunnen stellen.

Israëls rol als de bezettende mogendheid, als zodanig erkend door vrijwel alle landen en internationale lichamen en bevestigd door de Verenigde Naties in het begin van de pandemie, brengt onder de Conventie van Genève de unieke verantwoordelijkheid met zich mee om zorg te dragen voor de gezondheid van Palestijnen.

Vertrouwenscrisis

Weinig bevolkingen hebben een gezondheidszorgstelsel dat zo slecht toegerust is om met een publieke gezondheidscrisis om te gaan als de Palestijnen. Nog afgezien van de gebruikelijke gezondheidsgerelateerde obstakels waarmee alle kwetsbare en door conflicten verscheurde naties worden geconfronteerd, leven de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, in Oost- Jeruzalem en in de Gazastrook onder een militaire bezetting en blokkade, iets wat hun mogelijkheden beperkt om een krachtig gezondheidszorgstelsel op te bouwen. Ook zijn er weinig landen waar de dienstverlening door overheidsinstanties op ieder niveau – lokaal, nationaal, internationaal – zo slecht is. De Palestijnse regering bestaat uit een wirwar aan verschillende, vaak met elkaar botsende politieke groeperingen. Hoewel het onvermogen van Palestijnse leiders om hun economie, hun gezondheidszorg en hun grenzen te controleren zonder twijfel mede veroorzaakt wordt door de beperkingen die Israël heeft opgelegd, hebben ze zelf ook weinig gedaan om hun instituties te hervormen met de beperkte macht en middelen die ze toch nog hebben. Dat is niet onopgemerkt gebleven bij internationale waarnemers en bij de Palestijnen zelf. In slechts een paar jaar na haar ontstaan heeft de PA al een reputatie opgebouwd van verspilling en corruptie, en de Palestijnen begonnen er steeds minder vertrouwen in te stellen.

Israëls rol als de bezettende mogendheid, als zodanig erkend door vrijwel alle landen en internationale lichamen en bevestigd door de Verenigde Naties in het begin van de pandemie, brengt onder de Conventie van Genève de unieke verantwoordelijkheid met zich mee om zorg te dragen voor de gezondheid van Palestijnen. Maar de Oslo-akkoorden, bedoeld om de Palestijnen een staat te bezorgen binnen vijf jaar nadat men er in het midden van de negentiger jaren overeenstemming over had bereikt, is een warrig net van bevoegdheden waarbij essentiële voorzieningen voor Palestijnen vaak over worden gelaten aan Palestijnse burgerbewegingen en mensenrechtenorganisaties. In feite stellen de Israëlische autoriteiten dat, vanuit juridisch oogpunt bezien, hun verantwoordelijkheid voor de gezondheid van Palestijnen is verschoven naar de Palestijnse Autoriteit, en dat de Conventie van Genève niet langer van toepassing is – zelfs bij afwezigheid van een onafhankelijke Palestijnse staat.

Andere bepalingen uit de Akkoorden die ten goede zouden moeten komen aan de Palestijnen, werden eveneens grotendeels genegeerd. Dit selectieve interpreteren van de Oslo-Akkoorden, altijd in Israëls voordeel, heeft in de afgelopen 25 jaar het Palestijnse geloof in dergelijke internationale verdragen ernstig verzwakt, evenals het geloof in de Palestijnse regering die de Akkoorden heeft ondertekend en die zich nog altijd gebonden acht aan vele principes die er uit voortvloeien, ondanks haar onmiskenbare onmacht om de Palestijnse rechten te bevorderen. De decennia van vredesonderhandelingen die op Oslo volgden hebben de Israëlische kolonisatie van de Palestijnse gebieden alleen nog maar dieper verankerd.

Israël heeft ter bestrijding van COVID-19 de Palestijnen goederen, training en andere hulp verschaft. Maar dit is weinig meer dan politiek theater zolang de echte problemen waardoor de Palestijnse ontwikkeling wordt geremd, namelijk de blokkade van Gaza en de bezetting van de Westelijke Jordaanoever, blijven voortbestaan. In feite wordt in geen enkel overleg dat op hoog niveau over de pandemie in de bezette gebieden wordt gevoerd dit probleem serieus genomen; er wordt net zo nonchalant over gesproken als over middelen om het virus de baas te blijven, zoals een maskerverplichting of betere vaccindistributie, in plaats van dat het beschouwd wordt als het gevolg van een decennialange veronachtzaming van mensenrechten en rechtvaardigheid, die een vruchtbare bodem heeft gevormd voor het ontstaan van de huidige volksgezondheidscrisis.

Grenspolitie bij de Damascuspoort in Jeruzalem Foto: Oren Ziv (ActiveStills)

Breuklijnen

Tot zo ver lag de nadruk in deze analyse op het vertrouwen van burgers in hun publieke instituties, die, in het geval van de Palestijnen, om begrijpelijke redenen laag is. Maar pandemieën vereisen een unieke vorm van bilateraal vertrouwen, waarbij ook instituties vertrouwen moeten hebben in hun burgerij. Decennia van sluipend autoritarisme bij het Palestijnse leiderschap hebben ertoe geleid dat niet alleen de mensen de regering niet vertrouwen, maar dat ook de regering de mensen niet vertrouwt. De PA begrijpt dat haar voortbestaan afhankelijk is van haar vermogen om de veiligheidscoördinatie met Israël te handhaven, met als gevolg het in de gaten houden, onderdrukken en intimideren van haar eigen burgers.

Hoewel ook democratieën de nodige moeite hebben met het beheersen van COVID-19, hebben ze het in algemeen beter gedaan dan autoritaire regimes, die plotseling te maken kregen met een vijand die ze niet konden beledigen, deporteren of arresteren. Zwakheden binnen een leiderschap komen nergens duidelijker aan het licht dan tijdens een crisis, en het onvermogen van de PA om te handelen en autonome beslissingen te nemen over publieke gezondheidszorgkwesties tijdens deze pandemie zouden sommige Palestijnen er toe kunnen bewegen om zich af te vragen wat hun regering nu eigenlijk aan het doen is, als die niet alleen niet in staat blijkt om een rechtvaardige politieke oplossing af te dwingen, maar ook niet om de gezondheid van haar eigen bevolking te bewaken.

Slechts weinig landen wisten goed met het coronavirus om te gaan. Landen die dat wel deden, zoals Taiwan, IJsland en Nieuw Zeeland, begonnen, toen de pandemie zich ontvouwde, al vroeg coöperatieve en transparante strategieën te ontwikkelen, die gebaseerd waren op het benutten en versterken van publiek vertrouwen. Ze investeerden stevig in testen, distribueerden maskers, handhaafden strikte grenscontroles, en gebruikten technologie en sociale media om het publiek te informeren over de ontwikkelingen in hun beleid. De PA gebruikte vroeg in de pandemie haar veiligheidstroepen om bewegingsrestricties af te dwingen, en Hamas stelde strikte quarantaineregels op voor mensen die Gaza binnenkwamen. Deze technieken waren aanvankelijk effectief, maar nu, negen maanden later, is duidelijk gebleken dat in de context van blokkade en bezetting zelfs de allerbeste prestaties van de Palestijnse overheidsinstanties nog te kort zouden hebben geschoten.

Het heden ziet er niet veelbelovend uit, maar kan toch wegbereider zijn voor een nieuw tijdperk in de regio. Het falen van de PA en Hamas om tastbare resultaten te kunnen laten zien aan de mensen aan wie zij verantwoording af moeten leggen heeft de Palestijnse jeugd, die minder gebonden is aan de status quo en die snakt naar innovatie en creativiteit bij het zoeken naar oplossingen, wakker geschud. Velen zien hun strijd niet als deel van een religieuze of nationale zaak, maar als een wereldwijde, vanuit de bevolking gevoede beweging die de macht ter verantwoording wil roepen en zich tegen onderdrukkende regimes wil verzetten. Laten we hopen dat, wanneer de eens gemarginaliseerde groepen de gezondheidscrisis weer te boven komen, ze op de puinhopen van dit aan de pandemie verloren jaar iets nieuws kunnen bouwen – in de USA, in het Verenigd Koninkrijk, in Brazilië, in Turkije en in Palestina.

Dr Yara M. Asi is onderzoeker in Gezondheidszorg-management en Informatie aan de Universiteit van Centraal Florida en een Fulbright US Scholar voor de Westelijke Jordaanoever voor 2020-21.

Vertaling: Max Hirsch