INTERVIEW
Al meer dan veertig jaar brengt onze groep Sadaka-Reut Joodse en Palestijnse jongeren samen. De organisatie belichaamt het geloof dat onderwijs de belangrijkste bouwsteen is voor een rechtvaardige toekomst voor iedereen. Maar nu de Palestijnse stem in de Israëlische samenleving sinds het uitbreken van de oorlog steeds meer onder druk staat, raakt ook de wederzijdse dialoog in de verdrukking. Rafi Barkan-Bocarsly is sinds 2021 betrokken bij Sadaka-Reut en vertelt SIVMO over zijn werk en de uitdagingen waar Sadaka-Reut zich voor gesteld ziet. We hebben het onder meer over de verschillen tussen Palestijnse en Joodse jongeren en de beperkte vrijheid van expressie voor Palestijnen sinds 7 oktober. “Zelfs nu alles de verkeerde kant op lijkt te gaan, weet ik dat er ooit een moment komt waarop de dingen weer zullen veranderen.”
Goedemiddag Rafi. Je werkt nu twee-en-een-half jaar bij Sadaka-Reut als resource
development coordinator. Hoe kwam je daar terecht?
Na te zijn opgegroeid in New York, ben ik in 2017 verhuisd naar Israël. Daar zocht ik een manier om betrokken te raken bij social justice work, om meer gelijkheid te creëren in de Israëlische samenleving. Sadaka-Reut kwam ik tegen tijdens mijn master Conflict Resolution aan de Hebreeuwse Universiteit, waar ik onderzoek las over hun programma’s. Ik werd aangetrokken door hun overtuiging dat onderwijs kan leiden tot handelen en activisme, en niet alleen tot dialoog om de dialoog. Sadaka- Reut brengt mensen van verschillende achtergronden samen en geeft ze daadwerkelijk de tools om verandering te bewerkstelligen, in hun eigen gemeenschap en uiteindelijk hopelijk in de hele samenleving. Daarbij worden we sterk geïnspireerd door de pedagoog Paulo Freire, die meent dat onderwijs een aanjager kan zijn van sociale verandering. Tot op de dag van vandaag is dat de reden dat ik in ons werk geloof.
Hoe pakt Sadaka-Reut dat sinds haar oprichting in 1983 aan?
We zijn een van de oudste binationale maatschappelijke organisaties in Israël. In de afgelopen veertig jaar hebben we enkele gedaanteverwisselingen ondergaan: wat begon als een studentenbeweging, is nu vooral een jongerenorganisatie. We organiseren groepen van Palestijnse en Israëlische kinderen en jongvolwassenen door heel Israël. Daarbij is onze overkoepelende missie om door middel van onderwijs te streven naar een rechtvaardige en gelijkwaardige samenleving. Ons jongerenprogramma focust op problemen rond persoonlijke en gemeenschappelijke identiteit en probeert op basis daarvan te begrijpen hoe de sociale en politieke realiteit de levens van onze deelnemers beïnvloedt. Bovendien leren we de jongeren concrete vaardigheden: we moedigen hen aan zelf iets op te zetten rond een thema dat hen aangaat. Ze kunnen ze hun eigen gemeenschap of school veranderen. Daarnaast leiden we nog andere projecten, zoals een vergelijkbaar programma voor studenten, historisch-politieke rondleidingen in Jaffa en Lod, en sinds de oorlog meerdere programma’s voor bedoeïenengemeenschappen in het zuiden van Israël. Intussen hebben meer dan 20.000 mensen deelgenomen aan onze programma’s.
Hoe krijgt Sadaka-Reut Joodse en Palestijnse jongeren samen in dezelfde groep?
We werken met onderwijsinstellingen van beide kanten, maar elke groep begint met enkel ofwel Joodse ofwel Palestijnse leerlingen. In het huidige systeem is het namelijk voor deelnemers al heel ingewikkeld om hun eigen identiteit te begrijpen, laat staan die van mensen van hele andere achtergronden. Maar afhankelijk van het verloop van het proces brengen we hen vervolgens in contact met andere meningen en perspectieven. De laatste stap is het organiseren van binationale groepen.
Hoe kijken jongeren naar dit soort programma’s? Staan ze ervoor open of
ondervinden jullie vaak moeilijkheden?
Dat verschilt erg. We werken trouwens ook nog eens uitsluitend met jongeren uit achtergestelde gemeenschappen, zowel Joodse als Palestijnse. Bij de Palestijnse jongeren is er over het algemeen meer ontvankelijkheid voor onze programma’s, maar tegelijkertijd is er een grote angst om in te gaan tegen het mainstream discours over Israëlische politiek, zeker sinds de oorlog. Het beangstigt veel deelnemers dat Palestijnse inwoners nu vaak doelwit zijn van agressie, zelfs als ze zich niet tegen de oorlog uitspreken. Bij onze Joodse groepen ligt het anders. Daar werken we vooral met deelnemers uit meer rechtse gemeenschappen, vaak ook religieuze jongeren die gevoelig zijn voor radicalisering. We zien dat achtergestelde Joodse gemeenschappen weinig toegang hebben tot informatie over hoe racisme en systemische onrechtvaardigheid een impact hebben op hun eigen levens. Juist daarom is het voor ons essentieel om ons niet te richten op geprivilegieerde kinderen die normaal gesproken sneller meedoen aan vredesonderwijs. Wel is het ingewikkeld om deze religieuze jongeren te bereiken. Daarbij steunen we op onze geweldige medewerkers, die in staat zijn diepe vertrouwensbanden op te bouwen met mensen van volledig verschillende achtergronden.
Voor we dieper ingaan op de oorlog, zijn er ontwikkelingen die al langer spelen die
jullie waarnemen bij de jongeren? Wat zijn de grote veranderingen in de afgelopen
jaren?
Wat we de laatste jaren zien bij Palestijnse jongeren is een hernieuwde interesse in de Palestijnse identiteit. Er is sprake van grote systemische onderdrukking van Palestijnen, waardoor het moeilijk is de eigen identiteit en geschiedenis te ontdekken. Er zijn zelfs veel mensen die niet voor hun afkomst willen uitkomen, omdat je er in Israël een hoge politieke en sociale prijs voor betaalt. Maar de afgelopen paar jaar zien we hoe jonge mensen meer en meer met de Palestijnse identiteit bezig zijn. Hun verlangen om daar meer over te leren is voor ons heel motiverend. Helaas zien we bij onze Joodse deelnemers een tegenovergestelde beweging. Extreemrechtse bewegingen doen hun best om Joodse jongeren te laten radicaliseren. Zij richten zich specifiek op de achtergestelde bevolkingsgroepen waar ik het net over had, zoals Mizrachi en Ethiopische Joodse gemeenschappen. Dat is ook waarom we ons hebben ingespannen om actief te zijn in Ramle en Lod, allebei ‘gemengde’ steden. Als we maar met die jongeren in een ruimte kunnen zitten om contact te leggen, dan hebben we in ieder geval een kans om de radicalisering te stoppen.
Laten we het nu hebben over de huidige situatie. In welke opzichten heeft het
uitbreken van de oorlog jullie werk veranderd?
Er is erg veel veranderd sinds de oorlog. De belangrijkste verandering die we als organisatie hebben waargenomen bij onze deelnemers – hier had ik het net al over – is de diepe angst om iets van tegenspraak te laten horen over het huidige Israëlische beleid. Al voor de oorlog stond de vrijheid van meningsuiting wat betreft bepaalde kwesties onder druk – de onderdrukking van Palestijnen bijvoorbeeld is natuurlijk niet nieuw – maar het is nog nooit zo erg geweest. Racisme was altijd al aanwezig, maar nu wordt het zelfs onacceptabel gevonden om racistische uitlatingen te veroordelen. In al onze Palestijnse groepen komt dit naar voren. Tegelijkertijd blijft het verlangen bestaan om meer over de Palestijnse identiteit en de eigen geschiedenis te leren. We moeten uitvinden hoe we daarmee omgaan en welke inhoud van onze programma’s in deze tijd passend is. Dat is niet gemakkelijk, maar het is belangrijker dan ooit tevoren.
Hoe wordt er vanuit de Israëlische samenleving naar jullie gekeken? Is het
controversieel wat jullie doen?
In een bepaald opzicht hebben we het geluk dat we een kleine organisatie zijn. We ontsnappen aan de enorme druk die er wordt uitgeoefend op andere binationale organisaties, waartegen allerlei campagnes worden opgezet. Die institutionele druk ervaren we gelukkig niet, maar de samenwerking met onze onderwijspartners is een grote uitdaging: vanuit Joods Israëlische hoek is er in tijden niet zo weinig bereidwilligheid geweest. Daar moeten we mee zien om te gaan.
Kan je een voorbeeld geven van manieren waarop jullie je aan de maatschappelijke
situatie sinds 7 oktober aanpassen?
We hebben een noodprogramma opgezet dat specifiek gericht is op het opbouwen van collectieve weerbaarheid in gemeenschappen. Daar waren we al voor de oorlog mee bezig, maar het intense geweld maakte het extra noodzakelijk. De reacties zijn erg goed, vooral vanuit Palestijnse bedoeïenengemeenschappen in het zuiden. Daar wordt het nu zelfs uitgebouwd tot een langetermijnprogramma, met aparte groepen voor jongeren, kunstenaars, ondernemers en meer. In deze moeilijke tijd is dat ongelooflijk stimulerend om mee te maken. Een ander voorbeeld is minder positief.
We waren een binationale groep aan het plannen van lgbt+-jongvolwassenen, zowel Joden als Palestijnen dus. Na overleg met de deelnemers hebben we besloten om dat programma toch uninationaal te houden en zijn er twee aparte groepen gevormd. Het laat de diepe polarisatie zien, de zeer complexe en intense gevoelens waar iedereen nu mee zit, zelfs diegenen die graag met elkaar willen praten. Er is veel werk te doen om alles wat er nu gebeurt te verwerken.
Welke hoop heb je voor na de oorlog?
Op dit moment vind ik het moeilijk daar antwoord op te geven. Iedereen is zo terneergeslagen en overweldigd door de immensiteit van het geweld dat we meemaken. De reden waarom ikzelf doorga met mijn werk is omdat ik simpelweg geen andere optie zie. Zelfs nu alles de verkeerde kant op lijkt te gaan, weet ik dat er ooit een moment komt waarop de dingen weer zullen veranderen. Mijn hoop is dat we nu een infrastructuur kunnen opbouwen waar een toekomstige Israëlische samenleving op grote schaal gebruik van kan maken. Dat mensen iets hebben om zich naar te wenden wanneer ze op zoek zijn naar kennis, ervaringen en ontmoetingen die binnen de mainstream ontoegankelijk zijn. Dat drijft mij om door te gaan. Elke nieuwe deelnemer die we bereiken is een nieuwe mogelijkheid om invloed uit te oefenen. Zodat er, als dingen ooit daadwerkelijk veranderen, een programma klaarstaat – gebaseerd op decennia aan ervaring – dat kan worden opgeschaald en ingezet om te werken aan een meer gelijkwaardige toekomst.
Tot slot, welke boodschap wil je onze Nederlandse lezers meegeven?
De belangrijkste boodschap die ik kan geven aan mensen buiten Israël bestaat uit twee dingen. De eerste is om te proberen op welke manier dan ook betrokken te zijn. Er zijn verschillende manieren: voor sommigen is het via specifieke organisaties, voor sommigen om binnen hun eigen gemeenschap onderwijsprogramma’s op te zetten, voor anderen door geld te doneren. Het tweede punt is dat ik geloof dat de internationale gemeenschap van belang kan zijn door Israëlisch beleid van buitenaf te beïnvloeden. Ik moedig mensen aan om daar op een of andere manier aan bij te dragen. En wie geïnteresseerd is in Sadaka-Reut, mag altijd bij mij aankloppen.
Door te doneren aan SIVMO kunt u direct bijdragen aan het werk van Sadaka-
Reut. Namens Rafi en zijn collega’s zijn we u daarvoor erg dankbaar.
Blijf op de hoogte.Schrijf u in voor de maandelijkse nieuwsbrief: